Pasen in de fjorden - Reisverslag uit Ísafjörður, IJsland van Aike - WaarBenJij.nu Pasen in de fjorden - Reisverslag uit Ísafjörður, IJsland van Aike - WaarBenJij.nu

Pasen in de fjorden

Door: Aike

Blijf op de hoogte en volg Aike

31 Maart 2008 | IJsland, Ísafjörður

Het is een witte Witte Donderdag, zie ik als ik door het raampje naar beneden kijk. De bergen in de verte zijn bedekt met een dikke laag sneeuw. Ook de donkergrijze vlakten in het zuidwesten zijn bezaaid met witte vlekken. Een beekje kringelt zich er tussendoor, op weg naar de zee, waarin een eenzame vissersboot ligt te dobberen. De huisjes van het dorpje aan de kust zijn van lego gemaakt. Een enkele weg leidt naar de hoofdstad, even verderop in noordelijke richting. Nergens is een boom te bekennen. We dalen en dalen en landen geruisloos. Ik ben in IJsland.

De bus brengt mij naar het busstation van Reykjavík, waar ik opgewacht word door mijn vriend en voormalige huisgenoot Jan, die momenteel aan de Universiteit van IJsland studeert (wie een indruk wil krijgen van het leven van een uitwisselingsstudent in Reykjavík leze zijn boeiende weblog, http://www.janengelen.waarbenjij.nu). Het is goed om elkaar weer te zien en bij te kletsen. We wandelen door het kleine, overzichtelijke en gezellige Reykjavík. Overal staan huisjes van golfplaat, geverfd in zachte pasteltinten. Sommige hebben vrolijke sprookjeskozijnen. Barretjes, galerieën en winkeltjes flankeren de voornaamste winkelstraat en haar zijstraten. De majestueuze berg Esja kijkt vanaf de overkant van de baai uit over de stad. Een snijdende koude wind leert me dat ik er de komende dagen goed aan doe nog een extra laag kleren aan te trekken.

Op de hoogste heuvel van de stad staat de trotse en imposante Hallgrímskirkja. De basalten vleugels, de hoge toren en het woeste vikingbeeld op het plein ervoor moeten de grootsheid van de natie symboliseren; de kitscherige schilderijen met lijdende Jezusgezichten binnen in de kerk de grootsheid Gods. Ik val met mijn neus in de boter: vandaag vindt hier een uitvoering plaats van de Passie van de Estse componist Arvo Pärt. Ik ken Pärt alleen van zijn prachtige dromerige pianomuziek, niet van zijn religieuze werken, en ik kan de verleiding niet weerstaan een kaartje te kopen en het concert te bezoeken. De Passie is veel grimmiger dan de lieve pianoklanken die ik van hem ken. De minimalistische stijl, het continue herhalen van dezelfde tonen, het trage tempo, de krachtige lage stem van Jezus en bovenal de bij vlagen dramatische, indringende koorpartijen wekken bij mij tegelijkertijd een gevoel van vervreemding als een gevoel van ontzag en bewondering op. Ik vermoed dat dat ook de bedoeling was.

Jan en ik genieten van een heerlijk stukje zalm met een bijpassende witte wijn. Op een dag als deze heeft het delen van wijn voor mij toch stiekem net iets meer betekenis dan op andere dagen. Daarna ontmoet ik de mensen met wie ik de komende dagen op reis ga naar de Westfjorden, het schiereiland in het noordwesten. Het is altijd een beetje spannend, op reis te gaan met mensen die je nog niet kent, maar iedereen is vriendelijk en ik vertrouw erop dat we elkaar snel zullen leren kennen. Het reisgezelschap bestaat uit acht mensen, afkomstig uit Finland, Zweden, Spanje en Nederland. Een mooie gelegenheid om een paar nieuwe vreemde talen te leren, kortom.

Het is een prachtige, heldere Goede Vrijdag. Twee stoere SUV's staan klaar om ons naar het hoge noorden te brengen (ik weet het, ik heb in een eerder verhaal gefulmineerd tegen dergelijke auto's, maar wanneer de reis over wegen gaat die weinig meer zijn dan besneeuwde bergpaadjes vind ik het gebruik ervan wel te rechtvaardigen). Geen van beide Nederlandse jongens is in het bezit van een rijbewijs, maar een ongekende luxe is ons deel: een drietal schone Scandinavische privé-chauffeuses. Meer heeft een man niet nodig om gelukkig te worden.

De reis naar het noorden is lang, maar ik kan me niet herinneren ooit zo genoten te hebben van een autoreis. De landschappen die aan ons voorbij trekken ontlokken mij meerdere oh's en ah's. De blauwe zee en de glooiende heuvels maken geleidelijk aan plaats voor indrukwekkende bergen en besneeuwde maanvlaktes. Wollen knuffelpaarden wandelen rond. Nergens is een boom te bekennen. We pauzeren bij de ingang van de hel. Uit de grond komen wolken stoom, en de lucht ruikt naar zwavel. Even verderop bekijken we een woeste rivier, compleet met waterval. Overal komt water uit de grond. Het stroomt de rivier in. De aarde gutst en klotst en is vol leven. Welkom in IJsland.

Iemand komt op het idee om een binnenweggetje te nemen, omdat dat op de kaart een stuk sneller oogt. Maar binnenweggetjes in IJsland zijn soms weinig meer dan karrensporen. We hotsen en hobbelen ons een weg door de gaten in de weg. Binnenweggetje zus leidt naar binnenweggetje zo, en binnen de kortste keren zijn we licht verdwaald. Als we uiteindelijk het weggetje gevonden hebben dat ons naar de snelweg moet brengen blijkt het een grindpad te zijn. We durven het risico niet te nemen en keren om. Helaas, een paar uur verloren. Ik kan er echter niet mee zitten. Zelden zag ik zo'n indrukwekkend, uitgestrekt landschap.

Eenmaal terug op de hoofdweg bezoeken we een pompstation. Het rijdt lekker, zo'n SUV, maar ze slurpen benzine. Ook vermoeden we dat de boodschap die het dashboard ons geeft, 'olie verversen', wel eens van belang zou kunnen zijn. We vragen of men ons kan vertellen hoe urgent deze boodschap is, en of we nieuwe olie moeten aanschaffen. Een kleine, lichtblonde Daantje de wereldkampioen opent onze motorkap en verricht enkele rituele handelingen. We staan erbij en kijken ernaar. Wat zijn we ook een stelletje domme studenten - wat heb je er nou aan te weten wie Plato was als je niet eens weet hoe je je olie moet controleren? Gelukkig kan Daantje ons vertellen dat de olietank leeg is, en deze vervolgens voor ons bijvullen. We zijn hem eeuwig dankbaar.

Eindelijk maken we vaart. Hoe noorderlijker we geraken, hoe ruiger het landschap, en hoe meer sneeuw er ligt. De middag is reeds vergevorderd, en we realiseren ons dat we onze eindbestemming vandaag niet zullen halen. In plaats daarvan regelen we een overnachting in een gasthuis in Hólmavík, aan de oostkant van de Westfjorden. Het is gezellig in de auto. Raadspelletjes, woordslangen, quizzen en paprikachips houden ons zoet. Onderwijl genieten we van het indrukwekkende fjordenlandschap om ons heen en de bizarre wolkpartijen boven ons. Eenmaal in Hólmavík aangekomen delen we een meer dan acceptabele improvisatiemaaltijd, en maken we een avondwandeling door het dorp en zijn vissershaventje. Nooit was een maan zo vol, zo fel. Een wolk slaagt er niet in haar te bedekken. Ze schijnt er dwars doorheen.

Het is een koude, maar lichte Stille Zaterdag. In Hólmavík bevindt zich een hekserijmuseum, en een deel van de groep (waaronder ondergetekende) wil daar graag een bezoek aan brengen. Het museum is uitermate boeiend. Het vertelt een verhaal van heksenvervolgingen in de zeventiende eeuw (netjes uitgevoerd door protestanten, jawel!), van magische praktijken die in deze regio plaats vonden (met andere woorden: van bepaalde religieuze handelingen en ideeën die door de gevestigde orde gedemoniseerd werden), en van het oeroude zondebokmechanisme (wie heeft de macht te beschuldigen, te labelen, te classificeren?). Na afloop van het museumbezoek doen we ons te goed aan een heerlijk foute fastfoodmaaltijd, waarna we op weg gaan naar Ísafjörður, de enige plaats van formaat in de regio. De autoreis duurt een paar uur, en is een ware traktatie. De fjorden zijn van een spectaculaire schoonheid. De bergen worden weerspiegeld in het zeewater. Zonlicht dartelt in het rond. We genieten met volle teugen.

We verblijven twee nachten in een schattig huisje in het dorp Flateyri, dat zich op een kwartier rijden van Ísafjörður bevindt. Vanavond gaan we de stad in. Na genoten te hebben van een smakelijke pizza, ons geserveerd door een hele grote hele vriendelijke reus, begeven we ons naar de loods in de haven. De officiële reden voor deze reis was namelijk het muziekfestival 'Aldrei fór ég suður' ('nooit ging ik naar het zuiden' ) dat hier dit weekeinde plaatsvindt. Onze vertragingen hebben er voor gezorgd dat we aanzienlijk minder tijd op dit festival kunnen besteden dan men aanvankelijk gepland had, maar vanavond worden we dan toch nog een aantal uur verwend met livemuziek.

Allerlei verschillende bandjes passeren de revue, en de kwaliteit wisselt. Het eerste bandje dat we zien belooft weinig goeds: heren met boevenmaskertjes begeleiden een middelmatige Björkkloon. Het tweede bandje bestaat uit een vijftal strakke gouden broeken dragende, heavy metal spelende heren. De woeste muziek wordt enigszins ontkracht door het feit dat je de randjes van hun onderbroeken wat al te duidelijk door het goud heen ziet schijnen. Daar staat tegenover dat de zanger beschikt over een vervaarlijke, knappe vikingkop, compleet met stroblond haar en baard, hoge jukbeenderen en een kaarsrechte neus. Als ik in de middeleeuwen in een Europees kuststadje had geleefd, en deze kerel was langs gekomen om mijn stadje leeg te plunderen, dan had ik het vermoedelijk wel in mijn broek gedaan. Dan toch maar liever metalherrie. Gelukkig heb ik oordopjes bij me.

Al snel wordt de muziek beter. Een leuk bandje speelt allerlei swingende rocknummers, en weet de sfeer er goed in te brengen. Na hen is het de beurt aan een zangeres met een prachtige stem. Haar nummers klinken melancholisch en mysterieus. De invloeden van folkmuziek zijn duidelijk hoorbaar. Het is het mooiste optreden van de avond, en het welverdiende daverende applaus dat ze krijgt brengt de zangeres eventjes van haar stuk. Ik moet toch nog even zien te achterhalen hoe deze dame heet, en kijken of ik ergens wat muziek van haar kan vinden, bedenk ik me nu ik dit schrijf.

Naarmate de avond vordert worden de artiesten gekker en gekker. Buiken en billen worden ontbloot, microfoons worden in onderbroeken gestoken. De skáll's klinken almaar luider. Na verschillende ruige rockbandjes is het de beurt aan stoere IJslandse hiphop. De hoofdstad en haar inwoners, toch vermoedelijk de meerderheid van de aanwezigen, worden flink belachelijk gemaakt. Wij vermaken ons ondertussen uitstekend met onze fototoestellen, waarvoor wij naar hartenlust poseren. Het is een mooie avond.

Het is een schitterende Eerste Paasdag. Flateyri ligt vredig in het zonnige fjord. Een grote zwarte raaf kijkt ons nieuwsgierig aan vanaf zijn plekje, bovenop het kruis op de toren van het dorpskerkje. Ik besluit het niet te interpreteren als een omineus, maar juist als een hoopgevend beeld. Immers, ook een raaf is een deel van de natuur, een stukje Schepping, een kindje van God, als ik mij zo uit mag drukken (en in de lente, die wonderbaarlijke tijd waarin de natuur opnieuw geboren wordt, druk ik mij nu eenmaal graag zo uit). Ook de raaf begroet de voorjaarszon.

Naast het kerkje staat een monument voor de twintig mensen die hier in 1995 overleden als gevolg van een verwoestende lawine, hetgeen een ongekende schok voor dit dorp zal zijn geweest. Het verklaart de reden voor de grote aarden wal die men naast het dorp heeft gebouwd. We zijn even stil. Dan is het tijd voor de wandeling.

We lopen met zijn vieren rond Önundarfjörður. De bergen zijn wijze witte reuzen, de zee is hun spiegel. Een sledehond wijst ons de weg. De sneeuw knerpt onder onze voeten.

We praten en lachen en maken knotsgekke foto's. De chauffeur van een grote groene truck vraagt ons of we de skiërs zijn die hij op moet halen. Voor een eenzaam huisje staat een vrouw met een baby op haar arm. Ze begroet ons vriendelijk. De lucht betrekt, en we verliezen ons uitzicht.

Skiërs druppelen een grote groene truck binnen. We lunchen met biscuitjes, wortels en tortillachips op de veranda van een verlaten zomerhuisje. Het wit van de sneeuw gaat over in het wit van de lucht, maar het wit zit vol met lichte tinten groen en bruin en blauw. Wit kan prachtig vol zijn.

Ik adem uit.

Wanneer we op driekwart zijn, gebeurt het wonder. Het begint met een glimpje licht, hoog in de lucht. Het silhouet van een bergtop wordt voorzichtig zichtbaar. Aanvankelijk is het zo klein en vaag dat het nauwelijks opvalt, maar geleidelijk wint het beeld aan kracht. Dan blijkt aan de andere kant van het fjord hetzelfde te gebeuren. Ook daar wordt langzaam een bergtop zichtbaar. En nog een, en nog een. Steeds meer bergtoppen worden om ons heen geboren, en ze beginnen te groeien. Langzaam maar onontkoombaar dringt het licht de nevel terug. De tekeningen van sneeuw op de bergtoppen worden almaar duidelijker. Het licht wint steeds meer terrein. De bovenste helft van de bergen is nu zichtbaar. Ze drijven in het niets. De bergen worden groter en groter, de nevel zakt steeds verder weg. Het fjord is van een onbeschrijflijke schoonheid. De dalende zon danst in het zeewater. Wanneer we het eindpunt van onze wandeling bereikt hebben, is de nevel verdwenen. Wat een geschenk.

Nooit heb ik zo direct ervaren wat de belofte van Pasen is als op dit moment. Hoe donker het soms ook is, er zal altijd weer licht zijn. Zoiets.

De avond is geweldig. Het beruchte briefjesspel, waarbij men bekende mensen moet beschrijven en uitbeelden, zorgt voor veel hilariteit, en vormt het begin van een spontane bonte avond. De groep blijkt over een niet geringe dosis komisch acteertalent te beschikken. We maken allerlei sketches over Pascal le Reykjavíkois, een min of meer fictief personage. Pascal is een Franse uitwisselingsstudent die in Reykjavík belandt, en daar door zijn ietwat wereldvreemde gedrag in allerlei komische situaties terecht komt. Een kruising tussen Mr. Bean en Lost in Translation, met een scheutje Scandinavische slapstick. Ik heb in jaren niet zo gelachen.

Het is een gure Tweede Paasdag. De lange autoreis terug naar Reykjavík wordt de eerste uren bemoeilijkt door sneeuwstormen, maar onze chauffeuses staan hun mannetje. Nadat we Hólmavík gepasseerd zijn verbetert het weer gelukkig snel. Quizzen, raadspelletjes en paprikachips houden ons zoet. Dankbaar realiseer ik me dat dit weekeinde mij niet alleen prachtige vergezichten, maar ook een aantal lieve nieuwe vrienden gegeven heeft. Ik doe een heerlijk dutje.

Aan het eind van de middag zijn we weer in Reykjavík. Het was een prachtig paasweekeinde.

  • 31 Maart 2008 - 14:05

    Rachelle:

    Lieve Aike, wat een prachtig verhaal! Had je blog veel te lang niet gelezen. Ik zie uit naar eind mei, laten we dat snel echt plannen.. de baan wacht wel! xchelle

  • 31 Maart 2008 - 14:08

    Rachelle:

    Fantastische foto's ooK!!

  • 21 April 2008 - 11:14

    Stella:

    Hoi Aike!

    leuk om steeds te lezen dat je het zo naar je zin hebt overal waar je gaat en staat! Je beschrijft het echt wonderschoon maar zo zal ijsland ook wel zijn geweest! Ook nog een droom van mij. Heel veel plezier weer in Londen!
    Groetjes en Liefs van hier!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Aike

Welkom op mijn reisblog! Ik ben Aike, 25 jaar, inmiddels afgestudeerd in Study of Religions (MA), Wereldgodsdiensten (BA) en Japanse Taal en Cultuur (BA). Opgegroeid in Groningen; gestudeerd en gewoond in Leiden, Amsterdam, Tokyo en Londen; en altijd op zoek naar nieuwe plekken waar ik me thuis kan voelen. Trefwoorden: wandelen, filosofie, religie, politiek, kunst, eten en drinken, theater, voetbal, poëzie, zee, zingen. Vorig jaar zomer ben ik begonnen met deze blog, toen ik vijf weken door Turkije en Syrië reisde. Daarna heb ik hier verteld over mijn ervaringen als student in Londen, en de uitstapjes die ik daar gemaakt heb. Sinds december ben ik weer op reis. Na Thailand, Maleisië, Indonesië en Cambodja ben ik in Vietnam beland. Hier blijf ik voorlopig een tijdje wonen.

Actief sinds 21 Dec. 2006
Verslag gelezen: 274
Totaal aantal bezoekers 202460

Voorgaande reizen:

06 Juli 2007 - 31 December 2020

Aike op reis

Landen bezocht: