Woestijnstrijd
Door: Aike
Blijf op de hoogte en volg Aike
31 Juli 2007 | Syrië, Palmyra
Bij de ingang van de Romeinse stad en bij de tempel van Baal even verderop liggen dromedarissen te wachten tot ze aan de beurt zijn om een toerist een ritje te geven. Andere dromedarissen lopen rond met hun uitbaters op hun rug, om de Romeinse stad af te schuimen op zoek naar toeristen die een ritje willen maken. Wanneer men een moment stil staat om een zuilenrij te bewonderen, een foto te maken of in een reisgids te lezen, kan men er vergif op innemen dat men binnen no-time een opdringerige dromedarispooier op zijn dak heeft. Ze zeuren en mekkeren en klagen en willen weten waarom je in godsnaam geen ritje wilt maken en je mompelt wat over hoogtevrees die je niet hebt maar dat weten zij niet. Oh dromedaris, ik vind u een prachtbeest! Met uw fraaie vilten tweetenige platvoeten en uw knokige maar o zo sterke knieen en uw onverstoord herkauwende kaken en uw trotse blik! U, nobel schip van de woestijn, die verworden zijt tot kermisattractie - hoe kan een romantische ziel als ondergetekende dat aanzien zonder verdrietig te worden!? Hoe kan men van mij verwachten dat ik, oprecht bewonderaar van alle kameelachtigen, mijn medewerking verleen aan deze dromedarisprostitutie...!?
En hou in vredesnaam op die dieren de hele tijd te slaan en te schoppen, stelletje dierenbeulen!
Als ik later de plek passeer waar de meeste dromedarispooiers zich ophouden, is hun agressie verder toegenomen. Het afranselen van de dromedarissen voldoet blijkbaar niet, want enkele lieden zijn elkaar maar te lijf gegaan. Onder de schaduw van de Romeinse triomfboog vindt een ordinaire vechtpartij plaats, terwijl de dromedarissen onverstoord voortherkauwen.
In de brandende hitte proberen tientallen verkopers hun Arafathoofddoeken en andersoortige souvenirs aan de man te brengen. Slechts een enkele verkoper is slim: hij verkoopt koude blikjes cola en flesjes water. Een jonge dromedarispooier komt naast me rijden en stapt af en wil mijn fototoestel zien en vasthouden en mijn reisgids doorbladeren en armpje drukken en mijn zonnebril opzetten en als een klein kind overal aanzitten. 'Rakuda wa raku da', heeft hij geleerd (de ingewijden in de wondere wereld van de Japanse woordgrapjes weten wat hij bedoelt). Rakuda wa amari raku janasasou, zou ik echter zeggen.
Mohammed de hoteleigenaar vraagt eerst twee keer zoveel voor de kamer als ik volgens de Lonely Planet zou moeten betalen. In het standaardantwoord 'dat is een oude gids' trap ik inmiddels niet meer, wetende dat het niet waar is. Als ik op het punt sta verder te kijken zakt de prijs aanzienlijk. Hij biedt ook avondeten aan, dat zijn moeder kookt voor de gasten (een boze restauranteigenaar vertelt mij later dat het de restjes zijn van de lunch die zijn moeder voor de familie maakt, en de salade is dusdanig verlept dat ik vermoed dat hij gelijk heeft) - tegen wisselende prijzen, uiteraard. En hij regelt voor een zacht prijsje wel even een fraaie vervalsing van een officiele internationale studentenkaart. Mohammed ritselt en regelt en krijgt zo zijn schaapjes wel op het droge.
Overal hoor je 'welcome, welcome' - maar veel meer dan een leeg stopwoordje is het niet.
De oude Romeinse stad is gigantisch. Buiten mij is niemand zo gek om in deze hitte de hele site over te lopen. Nabij de resten van de tempel voor Allat, aan de westkant van de oude stad, staat een klein huisje dat omringd wordt door geiten en kleine kinderen. Als een van de kinderen mij ontwaart komt hij naar me toe gerend om me uit te nodigen voor een kop thee. Geirriteerd als ik ben door de opdringerige dromedarispooiers en hoofddoekverkopers besluit ik toch maar mee te komen, mij de verhalen van mijn basisschooljuf over gastvrije bedouinen herinnerend. Ik krijg thee en nog meer thee en de donkere kinderen spelen met mijn fototoestel en zonnebril en de moeder met de gouden tanden en de tatoeages op haar gezicht komt erbij en heet me welkom. Het zal toch niet waar zijn...? Nee hoor, hoplakee, daar wordt de tas tevoorschijn gehaald met de sjaals en hoofddoeken en kettingen van dromedarisbotten en ansichtkaarten en een tweedehands Japanse reisgids en de druk op me om iets te kopen neemt toe. Een van de jongetjes maakt ondertussen mijn zonnebril kapot. Moeder probeert hem tevergeefs te lijmen. Dan probeert ze nogmaals me haar troep te verkopen. Ik doe een bod voor iets dat er wel aardig uitziet, maar dat wordt niet geaccepteerd. Als ik, boos vanwege de kapotte zonnebril en het opdringerige verkoopgedrag, aanstalten maak te vertrekken, komt het verhaal van 'moeder alleen met zeven kindjes' en het beschamende 'we hebben je nog wel thee gegeven'. Eenmaal buiten komt een van de jongetjes met het voorwerp van mijn keuze en stemt in met mijn bod, waarop ik het toch maar koop.
Vanuit het stadje klinkt de oproep tot gebed. Even verderop staat de grote tempel voor Baal. Maar de enige God die hier aanbeden wordt is de Grote DollarGod, denk ik terwijl ik teleurgesteld wegloop - mij ondertussen schuldig voelend over het feit dat, hoe je het went of keert en hoe opdringerig en vervelend de mensen hier ook zijn, de armoede ontzettend groot is. Maar moet ik dan maar troep gaan kopen die ik niet wil? Moet ik dan maar een dromedarisritje maken? Door hier te komen steun ik de toeristenindustrie een klein beetje, veel meer dan dat kan ik niet doen. In elk geval is het niet mijn schuld dat mensen door het zand menen te moeten gaan voor een paar dollar - en als ze me daarom haten dan spijt me dat zeer. Maar ik kan deze situatie niet veranderen.
Ik was blij dat ik weer verder mocht reizen.
Oh ja, voor ik het vergeet: de ruines waren prachtig, groots en indrukwekkend.
-
31 Juli 2007 - 18:35
Wim:
Ja, dat blijft een moeilijk te bevatten en te hanteren verschil in 'welvaart'. Om jezelf te beschermen moet je nogal bot zijn en dat past niet direct bij ons calvinisten (althans niet in persoonlijke contacten). Ik heb geen oplossing gevonden voor dit probleem en troost me met de gedachte dat deze methoden ook onderling worden toegepast. -
22 Mei 2008 - 13:42
Anneke:
Ik was op dezelfde plek in juli 2006 en heb het totaal niet zo ervaren. De verkopers etc. drongen nauwelijks aan en accepteerden ons 'nee' meteen. Zou er in 1 jaar zoveel veranderd zijn, of had je misschien toch een wat negatieve instelling? -
22 Mei 2008 - 14:28
Aike:
Ik herinner mij hoezeer de sfeer in Palmyra mij verbaasde, juist door de ervaringen van vriendelijke en gastvrije mensen in andere steden in Syrie en Turkije (en, eerder, elders in het Midden-Oosten). De verkopers rondom de ruines waren grof en opdringerig, en hetzelfde gold voor taxichauffeurs. Natuurlijk waren hier ook uitzonderingen: de aardige kerel die werkte in het restaurant met de tent op het dak, de jongen die me hielp een cafeetje te vinden waar ik de halve finale van de Asia Cup mocht zien. Maar de algehele sfeer vond ik vrij grimmig.
Daarnaast heeft dit verhaal natuurlijk een zekere mate van ironie, en heb ik mij bewust van de nodige hyperbolen bediend. Dat is een keuze voor een bepaalde stijl. Als je op basis daarvan conclusies trekt aangaande mijn 'instelling', dan raad ik je aan mijn andere Syrische verhalen te lezen, waarin hele andere indrukken beschreven worden. Niet negatief, me dunkt... Ik durf van mezelf te zeggen dat ik, als ik reis, over het algemeen open sta voor wat er zoal op mijn pad komt, en met volle teugen geniet van de mooie verrassingen die de reis me brengt. Zo hoort het ook, geloof ik. ;)
Wat natuurlijk niet wegneemt dat de een een bepaalde stad anders kan ervaren dan de ander. Een paar vervelende (of mooie) ervaringen kunnen je indruk van een plaats flink beinvloeden.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley