Gods knipoog
Door: Aike
Blijf op de hoogte en volg Aike
15 Januari 2009 | Maleisië, Kuala Lumpur
Ik zou mezelf nu omschrijven als een niet-religieus gebonden religieus persoon. Wie dat ziet als een contradictio in terminis, heeft een bekrompen geest. Wie dat veroordeelt als zijnde 'ietsisme' of 'religieus shoppen' begrijpt er evenmin iets van. Ik geloof niet in 'iets', ik geloof in God, vreemd en onmachtig maar leven- en troostschenkend, de beloften van heelwording. Dat is niet vrijblijvend, dat is een serieuze zaak. En ik heb een afkeer van alles wat riekt naar consumentisme, dus 'religieus shoppen' is niets voor mij. Dat klinkt me bovendien te oppervlakkig.
Met religieus flirten heb ik daarentegen geen enkele moeite. Glimpjes van God kunnen gezien worden in een mihrab, aan een kruis, in een beeld, in een boom, op een berg en in het gezicht van de Ander. Wie zijn ogen sluit voor de glimpjes die niet in zijn smalle straatje passen mist veel moois. Immers, God is christen noch moslim noch boeddhist, zoals Desmond Tutu ons leerde. God is een glimpje hier, een glimpje daar, een knipoog, een luisterend oor, een belofte. God is in geen enkel verhaal, hoe mooi ook, volledig te vatten. Wantrouw derhalve eenieder die het monopolie op God claimt. Mensen hebben de vervelende neiging alles te willen bezitten, zelfs Hem die ze het minst begrijpen, zelfs de Waarheid die ze vrezen. Wantrouw hen, die om het hardst roepen dat zij de Waarheid kennen - zij zijn het bangst. Vertrouw daarentegen hen, die weten dat zij de Waarheid niet kunnen kennen - zij zijn ook bang, maar accepteren hun angst. En vertrouw de enkeling die de Waarheid een beetje kent, en die geen woorden nodig heeft om je dat te vertellen. Want wie Waarheid in woorden probeert te vangen, is al begonnen haar te doden.
Het feit dat ik op zoek was naar God zal ongetwijfeld invloed hebben gehad op mijn beslissing om godsdienstwetenschap te gaan studeren. Sommige zoekers zweven vrolijk rond, maar daar had ik geen zin in. Ik hou niet zo van zweven. Ik heb liever een stevig paar bergschoenen om mijn voeten dan een parachute op mijn rug. Waar anderen ervan dromen een vogel te zijn, ben ik liever een kameel, olifant of muilezel. Met andere woorden: niet elke zoektocht naar God is kritiekloos en vrijblijvend. Het lezen van wetenschappelijke boeken en artikelen en het bezoeken van religieuze plaatsen leert mij meer over God dan, pak hem beet, edelstenen knuffelen in Oibibio.
Nu heeft het bestuderen van religie natuurlijk wel enige invloed op de wijze waarop je God ziet. Maar godzijdank kun je religie bestuderen zonder stelling te hoeven nemen aangaande God. Religie vertelt verhalen over God, maar de godsdienstwetenschapper vertelt louter verhalen over verhalen over God. Religie is een menselijke constructie, een politieke categorie. Wanneer ik religie bestudeer ben ik kritisch, kijk ik naar o zo menselijke zaken als macht en identiteit, ben ik methodisch welhaast atheistisch. En dat blijkt gek genoeg uitstekend verenigbaar met mijn eigen religieuze geloof. Religie claimt God, maar God overstijgt religie. Religie is menselijk, en al het menselijke moet bestudeerd en bekritiseerd worden. God is de Ander, onkenbaar, niet in woorden te vatten. God staat los van religie.
Maar wij zijn mensen, en we moeten het doen met menselijke constructies, of we dat nu leuk vinden of niet. Met mijn weigering om lid te worden van deze of gene religie, en zodoende een bepaald God-verhaal als het mijne te accepteren, maak ik het mezelf natuurlijk niet makkelijk. Mensen prefereren antwoorden boven vragen, en ik ben daarop geen uitzondering. Mijn postmodernistisch waarheidsbegrip mag prima functioneren in de collegezaal, in het dagelijks leven is er een continue strijd tussen de ik die weet dat hij niet kan weten, en de ik die simpelweg wil weten. Tussen de ik die geestelijk 'vrij' wil zijn, en de ik die zich thuis wil voelen bij een bepaalde religieuze gemeenschap en die in bepaalde verhalen wil geloven, al weet hij donders goed dat het menselijke constructies zijn. Ja, ik wil antwoorden, ik wil mythen om in te geloven, zelfs al verword ik daarmee tot mijn eigen studieobject. En waarom ook niet? Interne consistentie heeft nog nooit een mens gelukkig gemaakt. Er is niets mis mee op een bepaald niveau in een verhaal te geloven, en het op een ander niveau te ontleden.
Ik ben, kortom, op zoek naar God. Ik weet ook wel dat hij die zoekt niet zal vinden, maar de zoektocht is zo boeiend dat me dat niet zoveel kan schelen. Het gaat niet om het vinden, het gaat om het zoeken. En soms, als je gelukt hebt en er even niet op verdacht bent, knipoogt Hij even naar je. Zeker als je onzeker bent en veel vragen hebt, over jezelf en over de liefde en over de weg die je gaan moet, dan is zo'n knipoog een geschenk uit de hemel.
Zo gezegd, zo gedaan. Ik trok mijn wandelschoenen aan, deed mijn rugzak op en ging op pad, op zoek naar God. Ik had een paar vragen die ik Hem wilde stellen, vandaar. En een beetje troost kon ik ook wel gebruiken. Tja, op zoek naar God in Kuala Lumpur, waarom ook niet. Het zou in elk geval een boeiende zoektocht worden.
K.L.! Culturele melting pot, waar de Bollywoodmuziek concurreert met de Chinese boybands, waar nasi en curry en dimsum naast elkaar gegeten worden, waar Guanyin en Kali buurvrouwen zijn, waar in hijab en vleermuisjurk gehulde dames kleding kopen van meisjes in minirok! Etalage van moderne architectuur, waar islamitische, Oost-Aziatische en westerse elementen indrukwekkende fusies zijn aangegaan. Planologisch gedrocht, waar snelwegen dwars door het centrum snijden, waar krakkemikkige koloniale huisjes in de schaduw staan van imposante wolkenkrabbers, waar auto's de dienst uitmaken maar waar voetgangers desalniettemin onverstoord van winkel naar winkel navigeren. Stad van vele gezichten en verhalen en geschiedenissen, van bomvolle warenhuizen, van fundamentalistische islam en wierook uitademende tempels. Wat een stad!
Ik bezoek de belangrijkste hindoetempel van de stad. Het is een drukte van belang. Misschien is het vandaag een speciale dag, misschien is het altijd zo druk, wie zal het zeggen. Een lange rij mensen staat te wachten voor het centrale deel van de tempel, waar priesters een religieuze tekst reciteren. Ze komen nauwelijks uit boven het geluid van de grote bel die continu geluid wordt, van de in wit geklede heren die hun snaarinstrumenten en trommels bespelen, en van de vele mensen die kletsen en keuvelen. Bloemengeuren dansen rond. Overal staan beelden en hangen afbeeldingen van bekende en onbekende goden en godinnen. De dames dragen hun mooiste sari. Oude mannen liggen in de schaduw te dutten. In zijtempeltjes worden godinnen vereerd. Mensen bidden, huilen, offeren vruchten. Het is een lawaai van jewelste.
Ik bezoek een Chinese tempel. Te oordelen naar de oude mannen met lange baarden die vereerd worden is het een taoistische tempel, maar ik weet niet in hoeverre taoisme en boeddhisme gescheiden dan wel met elkaar verweven zijn. Ik weet eigenlijk schandalig weinig van Chinese religie, realiseer ik me. Het is minder druk dan in de hindoetempel, maar dit is dan ook een kleinere tempel. Voor de ingang zit een groep dakloze mannen te dutten. Als er een voorbijganger langskomt houden ze snel hun hand op. De tempel is rood en goud gekleurd, en versierd met grote lampionnen. In een gouden schaal staan tientallen dikke wierookstaven te roken. Meterslange tabellen tonen voorbijgangers of ze een pech- dan wel geluksjaar te wachten staat, en wat ze kunnen doen om eventueel onheil af te wenden. Een vrouw voorspelt een andere vrouw haar toekomst. De voorbereidingen voor het Chinese nieuwe jaar zijn in volle gang. Jongedames prepareren offergaven. Een oudere man leert een vrouw hoe zij een bepaald ritueel uitvoert. Een kast staat vol beelden van oude mannen met lange baarden. De sinaasappels op het altaar glimmen.
Ik kom toevallig (?) een galerie tegen met kunst- en religieuze voorwerpen. De meeste komen uit Borneo. Er is een indrukwekkende collectie maskers: maskers van boze boemannen, van gevaarlijke geesten, van wijze voorouders en van dwaze witte mannen. De betekenis van het meeste ontgaat me, maar ik zie wel dat een aantal van deze stukken niet zou misstaan in de collecties van het Tropenmuseum of het Musee du Quai Branly. Er is een prachtig versierde schedel van een Orang Oetan, een indrukwekkend godenmasker, en fraai versierde houten beelden, dolken en ivoren voorwerpen. Het gonst van de stemmen, maar ik kan ze niet verstaan. Ik vraag me af of de galeriehouder ze ook hoort. De maskers staren me aan, sommige vriendelijk, andere boos. God is mij vreemd, maar deze geesten zijn mij nog veel vreemder.
Ingeklemd tussen wolkenkrabbers, de lightrail en drukke wegen ligt een honderd jaar oude moskee te zonnen. Hij is versierd met Indiase koepeltjes en snoepige torentjes. De toegang wordt mij geweigerd, want het is tijd voor het gebed. Of kom ik om te bidden? Ik twijfel. Ik kom om God te zoeken, denk ik, maar dat bedoelt de jongeman natuurlijk niet. Nee, ik heb nooit geleerd hoe ik moet bidden. Ik loop verder. Jammer.
Aan het centrale plein ligt een kerk. Anglicaans, want Maleisie was lange tijd een Britse kolonie. Ik ga naar binnen. De houten banken en hoge ramen komen me bekend voor. Ik zit en probeer te bidden. Het is stil, heel stil. Evangelische foldertjes dragen me op te geloven in een God die in drieen opgesplitst was en mens werd en stierf en weer leefde. Dat alles omwille van zondige ik. Het is een mooi verhaal, maar behoorlijk vergezocht. Ik vraag me af waarom overhaalfoldertjes altijd in infantiele taal geschreven zijn. Evangelicalen, Jehova's getuigen, moslims, Soka Gakkais, het maakt niet uit: alle foldertjes die ze schrijven om je te bekeren lijken geschreven voor kleuters. Is het omdat geloofsdogma's nou eenmaal niet op intelligente wijze te communiceren zijn? Dat lijkt me sterk. Of is het omdat religieuze groepen hun pijlen richten op laag opgeleiden, en helemaal niet geinteresseerd zijn in bekeerlingen met hersens...? Wellicht. Ik verlaat de kerk, onverrichterzake.
Ik ga terug naar de moskee. Het gebed is voorbij. Ik mag om het begouw heenlopen, maar niet naar binnen. Maar ik wil graag bidden, zeg ik. Mag ik niet gewoon zitten? Ik maak geen foto. Wat een gezeik, in Turkije en Syrie ben je in de meeste moskeeen gewoon welkom. De jongeman zegt iets over het midden, wat ik maar opvat als een uitnodiging om bij de middelste ingang naar binnen te gaan. De moskee is uitermate fraai, met zuilen en koepeltjes en grote overdekte marmer binnenplaatsen. Tientallen mannen liggen in de schaduw te dutten. Ik doe mijn schoenen uit en ga naar binnen. Van binnen is de moskee eenvoudig. Het tapijt is grasgroen, de mihrab wijst naar het westen. Ik zou het gebed bij willen wonen. Ik zou wel mee willen doen.
Als ik weer vertrek vertelt de jongeman me over de islam. Vrouwen moeten zich altijd bedekken, zegt hij. Dat schijnt hier nogal een issue te zijn. Persoonlijk heb ik nooit begrepen waarom het dragen van de hijab een voorwaarde is voor goed moslimschap. De meeste argumentatie is seksistisch: alsof mannen geen vrouwenharen kunnen zien zonder aan seks te denken, en alsof vrouwen die in het openbaar treden geen goed religieus leven zouden kunnen leiden. Van mij mag iedere vrouw het hoofddeksel dragen waar zij zich goed bij voelt. Als een hoofddoek haar sterkt in haar identiteit, prima. Maar ga andere mensen niet lopen voorschrijven wat zij wel of niet moeten dragen. Denk je echt dat de liefde van God voor jou afhankelijk is van wat je op je hoofd draagt? Wat een bekrompen God zou dat zijn.
Ik bezoek het museum voor islamitische kunst. Alleen het gebouw is al een bezoek waard. Frank Llyod Wright meets Isfahan, zoiets. Het museum heeft een indrukwekkende collectie. Hoogtepunten zijn de maquettes van beroemde en minder beroemde moskeeen overal ter wereld (wauw, ik wil naar Oezbekistan!), een compleet Ottomaans interieur, een kopie van een tapijt uit Mekka met koranteksten, oude handschriften en fascinerende Chinese islamitische kaligrafieen. Een absolute aanrader.
Tot slot bezoek ik de nationale moskee. Het is een indrukwekkend modern gebouw, een architectonisch meesterwerk. Het is ruim, licht, en straalt rust uit. Veel horizontale lijnen, met een enkele hoge minaret. Het grote dak is stervormig. Het fraaie gebouw wordt helaas ontsierd door een groot spandoek dat oproept tot een boycot van Israelische producten, en het nodig vindt die boodschap kracht bij te zetten middels de foto van een Palestijns kinderlijkje. De centrale hal biedt plaats aan 15.000 mensen, maar niet aan niet-moslims. Zitten op het tapij is er niet bij, wij mogen slechts een blik naar binnen werpen.
Een oudere man vraagt me waar ik vandaan kom. Hij reageert blij als ik het hem vertel. Dertig jaar geleden verbleef hij eens een paar maanden in Kampen. Hij was uitgenodigd door een Nederlandse dominee. Hij mocht mee naar de kerk, hij mocht vooraan zitten. Iedereen was heel vriendelijk, niemand probeerde hem te bekeren. Hij vertelt over het islamitische gebed. Dat blijkt heel goed te zijn voor de gezondheid, want het heft energieblokkades op en maakt Qi vrij. Daarom heeft God ons opgedragen zo te bidden, omdat Hij het beste met ons voorheeft en wil dat wij gezond zijn. Het is een soort yoga, zegt de man glimlachend. Goh, zo heb ik het nou nog nooit bekeken.
We praten verder. Hij vertelt over de vele overeenkomsten tussen christendom, jodendom en islam. Hij toont mij een stamboom met alle profeten, van Adam via Abraham en Jakob en Jozef en Mozes en Jezus naar Mohammed, vrede zij met hem. Ik beaam. De nadruk op verschillen is politiek, de nadruk op overeenkomsten getuigt van waar religieus bewustzijn. Dat klinkt mooi, maar als puntje bij paaltje komt zegt ook deze vriendelijke man dat God het gebed van een niet-moslim niet erkent.
Maar in zijn glimlach lees ik een uitnodiging. Een uitnodiging om zelf op onderzoek uit te gaan. 'Studeer,' zegt hij me. 'Leer verder over verschillende religies. Vergelijk. En je zult gelukkig worden.' 'Inshallah', voeg ik daar maar aan toe.
Misschien is het de behoefte om mijn hart te luchten. Misschien is het de uitnodiging in zijn vriendelijke lach. Hoe dan ook, ik flap het er uiteindelijk toch uit:
'Ik ben momenteel extra geinteresseerd in de islam, want mijn vriendin is moslima.'
De man glimlacht. 'Al-hamdu lillah,' zegt hij. God zij geprezen.
'Misschien kun jij haar verder vertellen over de islam. Misschien is het geen toeval dat jullie elkaar zijn tegengekomen. Misschien heeft God jullie geleid. Al-hamdu lillah.'
Waar komt die brok in mijn keel toch vandaan?
Ik zou wel willen bidden, maar durf niet te vragen of ik naar binnen mag.
Ik krijg een stapel folders mee (toegegeven: even infantiel van toon als de gemiddelde evangelische folder), de namen van interessante auteurs, en het visitekaartje van de meneer. We geven elkaar de hand, en wensen elkaar vrede. Als ik wegloop, kleurt de lucht boven de skyline donkerblauw. Ik voel me veilig.
Ik denk dat ik vandaag een knipoog heb gekregen.
* Ik gebruik de persoonlijke voornaamwoorden 'Hij' en 'Hem' waar het God betreft met de nodige tegenzin. God is natuurlijk Hem noch Haar, God is genderoverstijgend. Maar onze taal is dat niet, en voor God worden in onze taal nu eenmaal mannelijke persoonlijke voornaamwoorden gebruikt. Ik houd mij nu maar aan de conventie, dat is wel zo makkelijk - maar met de kanttekening dat God zowel het mannelijke als het vrouwelijke omvat, en beide overstijgt.
-
16 Januari 2009 - 18:27
Rachelle:
Aike, je bent fantastisch :) -
17 Januari 2009 - 09:01
Dea:
Dag wereldburger, heb weer genoten! Fijne reis verder.
Liefs, dea. -
31 Januari 2009 - 18:12
Heidi:
Du hast dich mal wieder selbst uebertroffen in diesem Blogpost!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley